De persoonlijke bijdrage van
lobby gastheer Bert Kommerij
29 oktober 2019
De nieuwe HARRY! is uit. Met een column op pag 48, met dank aan Anita!
In de nacht zit ze op het balkon en luistert met haar ogen dicht aandachtig naar de stilte van de stad, die aan de andere kant van het water suist en slaapt. Het smartelijk gekrijs van een verdwaalde meerkoet, een paar babbelde futen, het gezoem van de Nieuw Statendam.
Ze wil nog lang niet naar bed.
Het is volle maan.
Morgen gaat ze naar de fjorden.
Misschien heeft ze op dit moment uitzicht op de hut? Hun hut. Haar man slaapt.
“Ik zit nog even,” zei ze.
“Niet te lang hoor,” zei hij.
Ze zwijgt.
De boot ligt statig te wachten. Samen met de boot is ze wakker.
De Oosterkerk slaat twee maal.
“Heb je wel mooie kleren meegenomen?” vroeg ik en gaf haar een glas Prosecco. We stonden bij de desks. Ladies first. Het was zaterdagmiddag, dus dan doen we dat.
“Oh ja,” glunderde ze. “Ik verschijn in een mooie lange jurk op het captains dinner.”
Ze maakte een sierlijk gebaar met haar vrije arm en nipte aan het glas.
Iedereen lachte.
Anita goes chique.
Ze had haar jas nog aan.
Haar kinderen stonden om haar heen, met ieder een koffer. Haar man ernaast. Ze gingen haar niet uitzwaaien, want ze gingen mee, allemaal. Vijfendertig jarig huwelijksfeest.
“En wat doe je in Delft?” vroeg ik.
“Ontbijt,” zei ze pront. “Een paar ochtenden in de week. Al jaren.”
Anita werkt ook bij Westcord.
“Wij hadden er vanochtend driehonderd tachtig,” zei ik.
Ze keek me vol ongeloof aan en zuchtte: “Ik moet er niet aan denken. Hoe doen jullie dat toch met al die mensen?”
“Gewoon net doen of het er maar twintig zijn,” zei ik.
“Jij hebt makkelijk praten.”
En meteen daarna: “Ik vind het ook zo leuk dat ik je nu in het echt ontmoet. Ik lees je stukjes altijd.
Maar weet je…”
Ze stopte.
“Wat?”
“Nou, hoe kom je aan al die verhalen. Hoe verzin je het?”
Ik keek haar aan en zei: “Anita, ik verzin niets.”
“Dus alles is echt gebeurt?”
“Honderd procent.”
“Zie je nou wel jongens!”
Het inchecken was gelukt.
Ze staat op en leunt met haar armen op de rand van het balkon. In de verte loeit een sirene. Die heb je op zee niet, denkt ze.
Ze kijkt naar rechts, het dak van het Centraal Station. Ze kijkt naar links, het torentje van het Lloyd.
Een wolk schuift voor de maan.
Ze hoort muziek dichterbij komen, maar ziet niet waar vandaan. Kijkt langs de gevel, maar ontdekt niets.
Het komt van een bootje, nu onder de brug.
Die gaan naar huis, denkt ze, terwijl het bootje langzaam van links naar rechts vaart.
Ze kent de zangeres, maar kan niet op de naam komen.
Day. Doris Day. Ze weet het zeker.
Ze wacht tot ze niets meer hoort. ‘Dream a little dream of me.’
Ze gaat naar binnen, laat de schuifdeur een heel klein stukje open en gaat voorzichtig naast haar man liggen.
Hij snurkt zacht.
“Morgen fjorden,” fluistert ze.
“Morgen, fjorden.”
En slaapt.
Naschrift.
Anita en haar familie hebben het geweldig gehad.